Fractieleider Van Haersma-Buma maakte tijdens het congres van zijn partij maar weer eens duidelijk hoe het CDA staat tegenover het kabinet Rutte-Asscher. “Het kabinet heeft geen verhaal, inspireert niet en is bloedeloos”, aldus Van Haersma-Buma. Prominente CDA’ers maken zich echter zorgen over de strategie van hun eigen partij. Het zou de partij aan “een bredere maatschappijvisie ontbreken” en, zo wordt betoogd, zijn de huidige Kamerleden “zoekende” naar “de juiste toonhoogte”. Dat de strategie van Van Haersma-Buma nog niet aanslaat bij de kiezer, zien we terug in de peilingen: sinds de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 zweeft de partij tussen de 10 en 15 zetels.
In het kader van de Politieke Barometer heeft Ipsos de kiezer gevraagd naar het functioneren van het CDA, maar ook van andere oppositiepartijen. Wie is oppositieleider op dit moment? Zien oppositiepartijen dit anders dan kiezers die bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen VVD of PvdA hebben gestemd? Ook is getracht een bredere perceptie van de rol van de oppositie te krijgen: hoe denken kiezers van verschillende partijen daarover?
PVV geen oppositieleider
Als we de zetelaantallen bekijken zou het CDA in vergelijking met de zetelaantallen van andere oppositiepartijen als PVV, SP en D66 geen aanspraak kunnen maken op de titel oppositieaanvoerder. Toch blijkt dat zowel kiezers van oppositie- als coalitiepartijen het CDA zien als vooraanstaande oppositiepartij. Sterker nog, kiezers van zowel coalitie- als oppositiepartijen zijn van mening dat of het CDA of D66 de oppositie op dit moment aanvoert. Het verschil tussen deze partijen is in beide groepen miniem.
Wat echter wel een uitgemaakte zaak is, is dat de PVV in ieder geval geen oppositieleider is. Dit is opvallend gezien de partij van Wilders sinds de laatste Tweede Kamerverkiezingen in onze peiling de grootste oppositiepartij is. Blijkbaar is het zetelaantal niet de grootste indicator voor de vraag wie als oppositieleider wordt gezien. Ook de SP scoort, met het oog op de trend in de peilingen, relatief laag in deze klassering. Tot slot valt op dat een relatief groot deel van de kiezers de oppositieaanvoerder niet weten aan te wijzen.
Constructieve oppositie of “gewoon” tegen zijn?
Op welke manier vindt men dat er oppositie gevoerd moeten worden? Hieronder zien we dat kiezers van diverse oppositiepartijen daar verschillend over denken. Zo meent een overtuigende meerderheid van de D66-kiezers dat de oppositie zoveel mogelijk eigen initiatieven aandraagt dan wel meestemt met kabinetsplannen indien zij in lijn liggen met het eigen programma. Opvallend is dat 16% van de huidige CDA aanhang vindt dat er zoveel mogelijk meegestemd moet worden met het kabinet om de bestuurbaarheid van Nederland te bevorderen.
Een heel ander beeld zien we bij de PVV: 31% van de kiezers die bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen PVV hebben gestemd is van mening dat de oppositie alles in het werk moet stellen om het kabinet te laten vallen en 9% vindt dat er tegen alle kabinetplannen gestemd moet worden. Toch ziet een meerderheid van PVV-kiezers ook een constructieve oppositie. Deze meerderheid is verdeeld over de vraag of de oppositie dan vooral eigen initiatieven moet aandragen (29%) of dat zij moet, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, zoveel mogelijk met het kabinet moet meestemmen (31%)
Hoezeer een op de vier SP-kiezers ook het liefst een destructieve oppositie ziet, vindt een ruime meerderheid (55%) dat de oppositie moet uitgaan van eigen kracht en alternatieven aandraagt. Een op de vijf SP-kiezers is, daarnaast, van mening dat de oppositie niet alles per definitie af moet keuren wat het kabinet aan de kamer voorstelt.
Kiezers tevreden met houding partij van keuze
In hoeverre kiezersgroepen vinden dat de oppositiepartijen een goede houding hebben ten opzichte van het huidige kabinet, zien we hieronder. Allereerst valt op dat maar weinig kiezers de partij van hun keuze bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen te meegaand of te afwijzend vinden tegenover het kabinet. Vanuit dit aspect kunnen we stellen dat kiezers redelijk tevreden zijn met de manier waarop hun partij oppositie voert.
Wat daarnaast in het oog springt, is dat er enige blokvorming bestaat met enerzijds D66- en CDA-kiezers en anderzijds PVV- en SP-kiezers. D66- en CDA-kiezers vinden de manier waarop de PVV en de SP oppositie voeren te afwijzend. Daartegenover blijkt dat PVV- en SP-kiezers, D66 en het CDA juist te meegaand vinden met het huidige kabinet. Onderling verwijten PVV- en SP-kiezers elkaars partij een te afwijzende houding in te nemen ten opzichte van het kabinet.
Het blijkt dat D66 door kiezers wordt gezien als oppositieleider. Daarnaast verschillen D66- en CDA-kiezers met SP- en PVV-kiezers in de rol die zij voor ogen hebben voor de oppositie. D66- en CDA-kiezers zien liever een constructievere oppositie, terwijl PVV- en SP-kiezers een destructievere rol voor de oppositie ziet weggelegd. Tot slot kunnen we vaststellen dat kiezers van oppositiepartijen redelijk tevreden zijn met de wijze waarop oppositie tegenover het kabinet wordt gevoerd.
In week 22 is de kiezer in het kader van de Politieke Barometer een aantal vragen voorgelegd over het functioneren van de oppositie en wat haar rol zou moeten zijn. Deze Politieke Barometer is gebaseerd op online onderzoek onder een representatieve steekproef van circa 1.000 stemgerechtigde Nederlanders per meting.